Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Successiewet 1956

 

Artikel 24
1
Behoudens de toepassing van artikel 35 wordt de belasting geheven naar het volgende tarief, uitgedrukt in euro?s. In dit tarief is telkens vermeld
onder letter a: de belasting bij een belaste verkrijging als daarnaast is vermeld in kolom (1);
onder letter b: het heffingspercentage over het gedeelte der belaste verkrijging, gelegen tussen de daarnaast in de kolommen (1) en (2) vermelde bedragen.
Gedeelte van de belaste verkrijging
Indien geërfd of verkregen wordt door:
I. echtgenoot, kinderen, afstammelingen in tweede of verdere graad of een verkrijger als bedoeld in het tweede lid1
II. broers, zusters, bloedverwanten in de rechte opgaande lijn
III. andere verkrijgers
a
b
a
b
a
b
0-
22382
0
5
0
26
0
41
22382-
44758
1119
8
5819
30
9176
45
44758-
89504
2909
12
12531
35
19245
50
89504-
178999
8278
15
28192
39
41618
54
178999-
357987
21702
19
63095
44
89945
59
357987-
894948
55709
23
141849
48
195547
63
894948
en het hogere bedrag van de belaste verkrijging
179210
27
399590
53
533832
68
1 voor afstammelingen in de tweede of verdere graad bedraagt de belasting het ingevolge deze kolom verschuldigde, vermeerderd met 60% daarvan
2
Onder verkrijger in tariefgroep I wordt verstaan een verkrijger - niet zijnde de echtgenoot - die:
a
tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker een als duurzaam bedoelde gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, welke huishouding in geval van overlijden reeds zes maanden heeft geduurd en in geval van schenking reeds twee jaar heeft geduurd, waarbij slechts in aanmerking wordt genomen een periode na het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Het voeren van een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in dit letteronderdeel wordt slechts aangenomen indien de verkrijger en de erflater of de schenker volgens de basisadministratie persoonsgegevens of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende administratie buiten Nederland op hetzelfde woonadres staan ingeschreven en een wederzijdse zorgverplichting zijn aangegaan, vastgelegd in een notarieel samenlevingscontract. Dit letteronderdeel is niet van toepassing op bloedverwanten in de rechte lijn van de erflater of schenker en op verkrijgers die gedurende de laatste vijf kalenderjaren voorafgaand aan het kalenderjaar van overlijden onderscheidenlijk van schenking, voor de heffing van de inkomstenbelasting hadden kunnen kwalificeren als partner van de erflater of schenker, doch zulks hebben nagelaten. De in dit letteronderdeel bedoelde verkrijger dient als enige persoon te voldoen aan de in dit onderdeel gestelde eisen; of
b
tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker na hun 22e jaar gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 jaren en met geen ander dan met een of meer kinderen jonger dan 27 jaar van een van hen of van hen beiden een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Voor dit letteronderdeel wordt met een kind gelijkgesteld een pleegkind, waaronder voor de toepassing van dit letteronderdeel wordt verstaan een kind dat door de verkrijger en de erflater of de schenker als een eigen kind is onderhouden en opgevoed; dan wel
c
tot het tijdstip van het overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker na hun 22e jaar gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 jaren een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd.
3
Voor zover een schenking binnen het Rijk gelegen onroerende zaken en de rechten waaraan deze zijn onderworpen of voor de heffing van de overdrachtsbelasting daarmee gelijkgestelde certificaatrechten en dergelijke of rechten van lidmaatschap van verenigingen of coöperaties tot voorwerp heeft, bedraagt het recht van schenking of het recht van overgang niet minder dan de overdrachtsbelasting welke zou zijn verschuldigd, indien artikel 15, eerste lid, letter d, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer niet van toepassing zou zijn.
4
De overdrachtsbelasting betaald over het bedrag waarover recht van schenking of recht van overgang verschuldigd is, strekt in mindering van het recht van schenking onderscheidenlijk het recht van overgang.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AZ1715, Cassatie, 41938
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    19-10-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Cassatie
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Hoge Raad
    Successierecht. Art. 24. Tariefgroep III. Ontbreken apart tarief voor neven en nichten is niet in strijd met art. 26 IVBPR, art. 14 EVRM of art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM
  • LJN BC1095, Eerste aanleg - enkelvoudig, AWB 07/980 SUCC
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    13-12-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank 's-Gravenhage
    Vereniging is in casu een algemeen nut beogende instelling.
  • LJN AT0299, Eerste aanleg - meervoudig, BK-03/01978
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    03-03-2005
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Gerechtshof 's-Gravenhage
    Successierecht. De wetgever heeft in redelijkheid kunnen besluiten om verkrijgingen door kinderen van broers en zusters enerzijds en verkrijgingen door verkrijgers in tariefgroep I, IA of II anderzijds niet als gelijke gevallen aan te merken. De (in relatieve en absolute zin) hoge belastingdruk wordt...
  • LJN BJ7955, Eerste aanleg - enkelvoudig, AWB 08/2487
    Rechtsoort
    Belasting
    Datum uitspraak
    03-09-2009
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - enkelvoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank 's-Gravenhage
    Successierecht. Gelijkheidsbeginsel en art. 19 SW 1956. De wetgever heeft zonder schending van het gelijkheidsbeginsel kunnen besluiten tot de gelijkstelling zoals thans neergelegd in artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet en was niet gehouden die gelijkstelling uit te breiden tot kinderen van een ongehuwde partner. Beroep ongegrond.
  • LJN AA6817, Eerste aanleg - meervoudig, 00/195 WET K1
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    07-07-2000
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Roermond
    Bewoners van gezinsvervangend tehuis moeten niet worden aangemerkt als één gezin ex art. 114 Mediawet. Ongegrondverklaring bezwaren tegen halfjaarnota's omroepbijdrage t.n.v. de Stichting Maria Roepaan (78 tv's en 9 radio's) en t.n.v. de St. Augustinusstichting (46 tv's en 84 radio's). Anders dan eiseres ...
  •